Voor nog veel meer opvallende uitspraken: www.sportboekenwinkel.nl
Na afloop van touretappe in 1966 waarin hij heel diep is gegaan. "M'n groene trui was door al het zweet veranderd in een gele trui".
Bron: NOS sportzomer
De Tour de France win je in bed.
Je moet een berg respecteren. Als je een vriend bent van de berg, dan wordt
de berg ook een vriend van jou. Aan de voet van een berg zeg ik ook altijd:
`Goh, wat ben jij een verschrikkelijk mooie berg'.
Bron: Metro 30 juni 2006
Een ploegmaat waarschuwde hem tijdens de beklimming van de Mont Ventoux:`Pas op, de Mont Ventoux is geen gewone berg`. Kübler antwoordde hierop:
Maar Ferdi is geen gewone renner`.
Bron: Het Parool 25 juli 2009
Normaal gooien de renners hun ballast af in de finale. Ik vond zelfs een suikerklontje in m'n wielershirt nog te veel.
Na afloop van de Ronde van Vlaanderen 1975 over winnaar Eddy Merckx. "Hij rijdt 5 per uur te snel voor ons. Ik weet niet wat dat is".
Na afloop van de Ronde van Vlaanderen. "Winnaars klagen nooit. Maar ik zou willen dat jullie konden voelen wat ik nu
voel. Alsof er een paar schroeven in mijn rug zijn gestoken en mijn spieren
zijn gevuld met een bak zout".
Bron: Spits 3 maart 2006
Ik zie het vrouwenwielrennen niet zitten. Vrouwen moeten lief zijn en vooral
niet aan wielrennen doen om zo mooi te blijven. De sport is te zwaar en te
gevaarlijk voor vrouwen. Ik zie vrouwen liever turnen. Bovendien lijkt het
nergens naar als je ze in de bergen ziet aanklooien. Ze staan meer stil dan
dat ze fietsen. Bij verlies is het ook altijd zo'n tranendal. Teksten als
‘vuile trut’ volgen in rap tempo.
Bron: Sport International augustus 1990
Op boterhammen met pindakaas kun je de Tour de France niet fietsen.
Als stratenmaker heb ik altijd het gevoel gehad dat ik iets moois gepresteerd had. En als de straat klaar was, reed ik er de volgende dag op mijn fiets doorheen en dan zat ik van trots te veren op mijn zadel.
Over vrouwenwielrennen. "Wielrennen voor vrouwen is hetzelfde als een vegetariër laten werken in een slagerij. zoiets klikt niet. Het is vragen om problemen. De kneet is geen fan van vrouwenwielrennen".
Ik heb de laatste drie jaar nog vijf keer op de fiets gezeten en meer ook
niet. De laatste keer moest mijn vrouw me van de fiets tillen. Zo kapot was
ik, die rug wilde helemaal niet meer. Ik had natuurlijk ook geen conditie en
werd ingehaald door een trimmer. Daar kan ik dan niet tegen en ik moest
harder! Ik heb het geweten, ik stond krom. Vanaf dat moment heb ik niet meer
op de fiets gezeten.
Bron: Sport International augustus 1988
Door die lichamelijke ongemakken presteerde ik minder en ik heb er altijd
een geweldige hekel aan gehad achterin het peloton te rijden. Dat telde voor
mij niet, ik moest voorin zijn, ik raakte gedeprimeerd van dat rijden in de
derde waaier.
Bron: Sport International augustus 1988
Van de tachtig wedstrijden dat jaar reed ik er 75 met de naamlozen mee en
daar werd ik zeer humeurig van. Ik was niet erg gezellig in die tijd, dus
die overstap kwam goed uit. Ik moest gewoon stoppen.
Bron: Sport International augustus 1988
Geld is nooit mijn drijfveer geweest, ik wilde altijd winnen.
Bron: Sport International augustus 1988
Boekel is een echt een strontgat. Maar ik zit liever in de strontlucht dan
in al die uitlaatgassen. Misschien dat die meiden uit Amsterdam er anders
over denken. Ik kan hier 80 kilometer fietsen zonder één stoplicht tegen te
komen. Misschien is dat wel het geheim: topprestaties dankzij biogassen.
Bron: Sport International 1992
Bij de 13-jarigen won ik nog regelmatig van de jongens, ook van topamateur
Danny Nelissen, maar daarna werden de jongens ineens een heel stuk sterker.
Bron: Sport International augustus 1990
Bij mij moet alles er goed uitzien. Niet alleen ik moet er goed uitzien,
maar ook mijn fiets. Ik zal nooit met een smerige fiets aan de start
verschijnen. Alles moet netje gepoetst zijn. Dat is goed voor de moraal.
Bron: Sport International augustus 1990
Mijn ventje zou ook nooit mee mogen naar buitenlandse wedstrijden. Ik heb
geen zin in bemoeials, dat gaat ten koste van mijn prestaties.
Bron: Sport International augustus 1990
Over baanwielrennen. "Dat heeft de nodige angstzweet gekost. Mijn handen deden vaak meer pijn van
in het stuur knijpen dan mijn benen van het trappen. Rondjes, rondjes en nog
eens rondjes. 's Nachtsop bed zag ik het nog draaien en bleef die brommer
horen".
Bron: Leontien Zijlaard-van Moorsel door Tjerry van Schijndel
Ik fiets zo hard omdat ik vroeger erg bang was (nog steeds trouwens) om te vallen in het peloton. Daarom reed ik bijna altijd op kop. Door altijd maar met je snufferd in de wind te rijden heb ik als beginnend wielrenster veel krachten opgedaan.
Op haar veertiende. "Ik heb 250 bekers gewonnen".
Bron: Leontien Zijlaard-van Moorsel door Tjerry van Schijndel
Ik viel 80 meter diep, mijn hart stond stil, maar mijn Pontiac liep.
Die wordt ook een dagje ouder en bezadigd, werd er al gezegd. Nou, dat is een misvatting.
Ik was hondsbrutaal. Weinigen zullen het aangedurfd hebben wat ik daar deed.
Op vaar af ben ik die bocht ingedoken. Of ik ging onderuit, of ik won de
etappe. Het is me nog een raadsel hoe ik overeind gebleven ben. Ik was een
tovenaar met die fiets hoor, maar dat...
Bron: Sport International
Geld is de beste doping.
Na een lange klim. "De sneeuw werd zwart voor m'n ogen".
Ik vond mezelf ook helemaal geen wielrenner in die eerste jaren, ik reed
maar wat. In Nederland had je Piet van Katwijk, Aad van den Hoek, Cees
Priem. Dat waren wielrenners, ik was voor mijn plezier bezig, ik vond het
heerlijk om door de bossen te rijden, ik genoot van die ritjes naar en van
school en ik had geen enkel idee wat het was wielrenner te zijn.
Bron: Sport International april 1988
Ik praat ook voortdurend tegen mezelf. Goed zo, Johan, zeg ik dan. Ik ben nu
eenmaal gevoelig voor complimentjes.
Bron: Langs het ravijn
Waar het om gaat is veel rust, goed eten en drinken, goede training èn het
kleine verzet. Dan spaar je je lichaam. Pas als je vier longen en twee
harten hebt, moet dat veranderen. Er is er tussen de tegenwoordige en mijn
tijd niet veel verschil.
Bron: Sport International februari 1989
Coppi heeft nooit een kruisteken gemaakt. "God heeft wel wat beters te doen dan een wielrenner te helpen".
Een renner moet voortdurend in de gaten houden hoe het gezicht van zijn
voornaamste concurrent erbij staat. Hij moet kijken naar het aantal
zweetdruppels dat per tien seconden van zijn kin afkomt. Daaraan kun je zien
wanneer hij in de aanval gaat.
Bron: Langs het ravijn
Afstappen is niet inn me opgekomen. bij ons thuis is de Van Dale een stuk
dunner als de echte Van Dale, sommige woorden komen in ons vocabulaire niet
voor, het woord afstappen bijvoorbeeld.
Bron: La Plagne, door Gerard Marlet
Tijdens de beklimming van de Galibier in de Tour van 2003 tegen ploegleider
Johan Bruyneel.
Johan, ik heb goed nieuws en slecht nieuws. Het slechte nieuws is dat ik me
klote voel. Het goede nieuws is dat ik weet hoe dat komt. M'n remblokjes
lopen tegen mijn achterwiel aan. Ik had de eerste 120 kilometer van de
etappe gereden met de rem erop. Dat was alsof je probeerde te zwemmen met
een paar laarzen aan.
Bron: Elke seconde telt
Ik ben echt geen liefhebber van Paris-Roubaix. Het is een wedstrijd voor
paarden, een steeple-chase. Ik ben wielrenner, geen cyclo-crosser. Renners
vallen, fietsen breken, armen wòrden gebroken, heeft dat iets met wielrennen
te maken? Ik vind van niet, al erken ik dat Parijs-Roubaix altijd een goede
winnaar oplevert. Ik hoef niet zo nodig op die erelijst te prijken. Post
drong er twee jaar geleden op aan: probeer het nou Phil. Dat heb ik gedaan.
Ik vind niet dat het voor herhaling vatbaar is. Die kasseien... De Ronde van
Vlaanderen is de limit. Daar zitten ook een paar obstakels in waarvan ik
denk „moet dat nou?, maar dat kon nog net."
Bron: Sport International april 1987
In elke Italiaan klopt een hart van een kind.
Bron: Sport International juli1990
Atleten zijn kampioen op de 100, de 200 of de 10.000 meter, maar ze zijn
nooit kampioen op de 100 én 10.000 meter. Logisch? Ja! De één is sprinter,
de andere langeafstandloper. Maar van een wielerkampioen wordt verwacht dat
hij klassiekers wint, dat hij sprinter is, dat hij een groot tijdrijder is,
dat hij het werelduurrecord kan verbeteren en dat hij zich in de bergen met
de besten mee kan.
Bron: Sport International februari 1987
Het crossen vind ik als je het vergelijkt met het wegrennen veel eerlijker.
Je kan je niet verstoppen. Een wegrenner die geen zin heeft, kan zeggen, ik
blijf vandaag in het peloton hangen. Ook de ploegentactiek is heel
belangrijk daar. Bij ons is het ieder voor zich. Niks geen ploegen. Ge moet
het alleen doen. Een uur lang afzien, totdat ge er bij neervalt. Het is
individu tegen individu.
Bron: Sport International januari 1987
Ik wil echt op dat podium komen in Parijs, al zal dat dan misschien een heel
breed podium moeten worden ......
Bron: Sport International juli 1990
Fietstechnisch zijn er duidelijk verschillen tussen vrouwen en mannen.
Sommige vrouwen kijken een beetje glazig voor zich uit als ze termen als
verzet of uitbollen horen. Dus dat moeten ze nog leren. De bochtentechniek
is vaak paniekerig en het sturen is ook geen sterk punt bij de vrouwen.
Bron: Sport International juli 1989
Vrouwen zijn veel te lief voor elkaar. Als ze een gat in de weg zien is het
van pas op, gat in de weg. Bij de amateurs rijden ze er omheen en als er
iemand met zijn stomme kop er indondert hebben ze weer een concurrent
minder.
Bron: Sport International juli 1989
Vrouwen houden na een démarrage ook veel eerder op. Bij de profs zie je vaak
dat ze toch door blijven gaan, want die denken als ik pijn heb, hebben de
anderen ook pijn.
Bron: Sport International juli 1989
Geen manager, geen sporter zal presteren als hij geen honger heeft.
Coureurs moeten niet alleen hard kunnen trappen, ze moeten er ook goed uitzien. Dat is goed voor de moraal.
In de Renner schrijft hij nadat hij met tien centimeter van Reilhan had verloren. Klap ik mee? Nee. Door te applaudisseren zou ik zeggen: ach, Reilhan, het was allemaal niet zo belangrijk, het was maar een aardigheidje. Ik zou zeggen: Reilhan, jij hebt maar van een deel van mij gewonnen en de rest, wat kan het die schelen, die klapt voor jou. Maar Reilhan heeft van alles van mij gewonnen. Wie voor zijn overwinnaar juicht ontkent dat en kleineert hem dus.
Na zijn bijna dodelijk kalkoenenjacht ongeluk.
Pas later hoor je hoe gevaarlijk de jacht op kalkoenen is. In de week voor
mijn ongeval waren er al twee identieke ongelukken hier. En vorig jaar zelfs 31.
Bron: Sport International juli 1987
Tour de France 1989
Menig journalist vertrekt al uit Frankrijk om het definitieve verhaal over
Fignons Tour-winst thuis te schrijven: 50 seconden verschil in een tijdrit
van 24,5 kilometer... Dat kan Lemond nooit meer overbruggen, stelt vrijwel
iedereen vast. En Fignon bluft: 'Deze voorsprong geef ik niet meer prijs.
Met deze voorsprong zit ik op m'n gemak.' Zondag 23 juli 1989: Lemond maakt,
godbetert, op de Champs Flysëes, op de laatste dag van de Tour, 58 in plaats
van 50 seconden goed op Fignon en wint de Tour. 'Ik ben Amerikaan', zegt
hij. 'Ik kom uit het land van de positive ap-proach, you know. Er was
natuurlijk reden om aan deze overwinning te twijfelen. Maar dat soort
gedachten ban ik uit, hoe hopeloos de opgave ook lijkt te zijn.'
Bron: Sport International augustus 1989
Op 19 april 1964 legde Peter Post de grootste voorjaarsklassieker, Parijs-
Roubaix, af met gemiddelde snelheid van 45.129 km. Zijn tijd: 5.52.1 uur.
Hij was daarmee niet alleen de eerste Nederlander, die Parijs-Roubaix zijn
naam schreef, maar ook zijn tijd is nog steeds de snelste. Peter Post: Ach,
wat zegt een record als je, met de wind in de rug, vleugels hebt.
Bron: Sport International maart 1990
Concurrenten bekeken hem vaak met argusogen en probeerden ook dingen te
kopiëren. Niet altijd met succes overigens. "Zo had iemand een ossenkopstuur
op een gewoon frame gemonteerd en dat werkt dus niet. Hij kwam met zijn romp
alleen maar hoger en dus minder aërodynamisch op de fiets te zitten. Daar
hebben we wel erg om moeten lachen."
Bron: Jubileumnummer NTB
Men zei altijd: teamsporten zijn karaktervormend en individuele sporten kweken egoïsten. Volgens mij is het andersom. Bij individuele sporten zie je een kameraadschappelijke sfeer, bij teamsporten hoor je vooral: trap hem onderuit.