Ongeveer 60 procent van het lichaamsgewicht bestaat uit water. Per dag verlies je ongeveer 2 liter vocht via de urine, ontlasting, uitademing en huid (transpiratie). Opneming gaat via dranken, voeding (500 ml) en vrijgekomen door de verbranding (200 ml). Aangeraden wordt om minstens anderhalve liter vocht per dag te drinken. Water verzorgt de aanvoer van energie, zuurstof, hormonen, vitamines, mineralen. En natuurlijk de afvoer van afvalstoffen. Een andere belangrijke taak van water is de afvoer van warmte die ontstaat bij de verbranding. Sporters moeten nog meer drinken. Bij een pittige inspanning kan het vochtverlies oplopen tot een liter per uur. Het gaat onder andere ten koste van het vochtgehalte in de cellen en in het bloedplasma. Bij een vochtverlies van 2% van het lichaamsgewicht (dat is 1,5 liter voor iemand van 75 kg) neemt het prestatievermogen duidelijk af. De toevoer van zuurstof en voedingstoffen (glucose en vetzuren) naar de spieren neemt af, ook de afvoer van afvalstoffen uit de spieren verloopt minder goed. Ook neemt de werking van enzymen door de hogere lichaamstemperatuur af. Het is dus zeer belangrijk dat dit verlies bij duurprestaties snel wordt aangevuld. Er moet daarom voor, tijdens (per kwartier 150-250 ml) en na het sporten (bij onvoldoende aanvulling duurt het herstel een stuk langer) extra gedronken worden.
Als je minstens een liter lichtgele urine (dus niet donkergeel) per dag produceert en geen moeite hebt met de stoelgang mag je aannemen dat er voldoende gedronken is. Tijdens wedstrijden is dorst een slechte raadgever. Het dorstgevoel ontstaat pas wanneer er al een vochttekort in de weefsels optreedt. Aanvulling tijdens de prestatie komt te laat.
Isotone sportdrank wordt het beste via de maag aan de darm afgegeven. Tussen de maag en de darm zit namelijk een klepje dat pas open gaat als de vloeistof aan beide zijden dezelfde concentratie heeft. Hypertone dranken (zoals frisdranken en vruchtensappen) zorgen voor een negatief effect, doordat er eerst vocht uit het lichaam naar de darm wordt gebracht om voor een gelijke concentratie te zorgen. Een goede sportdrank bevat tussen de 50 en 80 gram koolhydraten (bijvoorbeeld glucose) per liter. Daarnaast moet het ook 400 tot 600 millegram natrium (bijvoorbeeld hoogstens een puntje van een theelepeltje keukenzout) per liter bevatten. Ook de osmolalitiet is van belang: minder dan 330 mOsm/kg is het beste. Drink sportdrank tussen de 10 en 15 graden. Deze vier eigenschappen zorgen voor een goede transportsnelheid door de maag en daarna de darm.
Zie ook bovenstaande. Neem per liter water 50 en 80 gram koolhydraten (bijvoorbeeld glucose) en hoogstens een puntje van een theelepeltje keukenzout. Eventueel kan er nog een smaakje worden toegevoegd.
Verlies aan mineralen door zweten valt erg mee. Sporters die gemakkelijk zweten moeten wel hun behoefte aan magnesium, zink en ijzer in de gaten houden.
Samenstelling zweet per liter | ||
Natrium 1200 mg |
Chloride 1000 mg |
Kalium 300 mg |
Calcium 160 mg |
Magnesium 36 mg |
Koper 0,06 mg |
Zink 1,2 mg |
IJzer 1,2 mg |
Mangaan 0,06 mg |
Ureum 700 mg |
Ammoniak 80 mg |
Fosfaten / sulfaten 40 mg |
Melkzuur 1500 mg |
Vitamine C 50 mg |
Pyrodruivenzuur 40 mg |